Normandie

- Omaha Beach
- The longest day
- De avond viel
- Museum Surrain
- St. Marie du Mont
- Utah Beach
- St. Mere Eglise
- La Cambe
- De Britse stranden
- Normandië nu
 
 
'Blesse mon coeur avec du longueur monotone ...'
 
8 mei 1997. Twee smalle panelen vormden de voordeur. Door het glas zagen we een brede houten trap naar de eerste verdieping. Uit een van de kamers naast de trap kwam een vriendelijke vrouw van een jaar of veertig en opende de deur. Haar naam was Odille. In ons beste Frans vroegen wij of er nog een kamer vrij was. Zij wenkte ons naar binnen. 
 
We mochten niet op de deurdrempel stappen, die was net gepoetst. We volgden haar de brede trap op. Het rook naar geboend hout. De kamer was groot, er stonden twee bedden. De brede vloerplanken, oude meubels en de ouderwetse stoffering, gaven het geheel een nostalgische uitstraling.  
 
Eric en ik waren die ochtend om vijf uur vertrokken, in een gehuurde Renault Twingo. Een pittig paars wagentje. Het eerste deel van de reis lag ik lui op een neergeklapte bijrijdersstoel. Ik zag de oranje straatlichten van de Belgische autowegen door mijn gesloten ogen voorbij trekken, terwijl het duister van de nacht langzaam plaatsmaakte voor het donkerblauw van de vroege ochtend. Na twee uur wisselden we van plaats. De reis verliep voorspoedig. 
 
Naarmate wij dichter bij ons doel kwamen, nam de bewolking toe en viel een spat regen. Het kon ons niet deren. Maanden hadden we hiernaar toe gewerkt. We hadden boeken gelezen, kaarten bestudeerd en een plan uitgewerkt. De eerste dag zouden we Point du Hoc doen, de tweede dag Omaha Beach en twee Britse stranden, de derde dag Utah Beach en de vierde Sword Beach, op weg naar huis. 
 
De spat regen veranderde in een stevige bui. Ons plan, om op een camping te overnachten, was van de baan. Nadat een hotel in Bayeux veel te duur bleek, besloten we op zoek te gaan naar een boerderijappartement. We volgden de groene bordjes en klopten aan bij een grote carreeboerderij. Tevergeefs, de hoeve was uitgestorven. Bij het tweede adres hadden we wel succes. Het zou ons vaste adres worden, Ferme de Moulle in Formigny, vlak achter Omaha Beach. 
 
 
 
Omaha Beach
We rustten even uit, maar veel tijd gunden wij onszelf niet. Na een half uur vertrokken we richting het Omaha-museum aan de dalende kronkelweg naar het strand. Het museum was niet groot, maar herbergde een fraaie collectie, afgewisseld met foto's. Daarmee werden de voorwerpen verbonden met de strijd ter plaatse, wat het museum bijzonder maakte. 
 
Via de strandweg reden we naar Vierville. Halverwege de route lag een betonnen boot op het strand, een restant van de kunstmatige haven, die hier op xx juni was vergaan. Over de kustweg reden we naar Point du Hoc, terwijl de hemel dichttrok en een bui zich over ons uitstortte. Een smalle zandweg leidde naar de voormalige batterij. Bij een kanon op een sokkel hield het modderige pad plotseling op. We lieten de auto staan en liepen verder. De regen was opgehouden. 
 
Voorbij wat bomen en struiken lag een grasvlakte, bezaaid met diepe inslagkraters, brokken beton en gehavende bunkers. Alleen de observatiebunker, aan de rand van de 30 meter hoge klip, was ongeschonden. Er was geen mens te zien. In de zee stond een puntige rots, precies zoals op de foto's. Hier was niet alleen de film 'The longest day' opgenomen, hier was D-Day echt gebeurd. We stonden op historische grond. 
 
 
 
The longest day
In de weken vooraf aan onze reis had ik hem zeker al vijfentwintig keer bekeken. D-Day, The longest day. En steeds weer ontdekte ik nieuwe details, nieuwe dialogen en gebeurtenissen. Dit was geen gladde Hollywoodproductie. De oneffenheden waren er met opzet niet uitgehaald. De opname in zwart-wit versterkte het historische karakter. 
 
In Normandië ontdekten we dat veel scènes op locatie waren opgenomen. Batterie du Longues waar Pluskat met zijn hond speelt, Port en Bessin dat in de film moet doorgaan voor Quistreham, St. Mère Eglise waar nog steeds een parachutist aan de kerktoren hangt en Point du Hoc. Alleen de enorme muur bij de Omaha Beach konden we niet terugvinden. Dit bleek een artistieke metafoor. 
 
Vooral de aanloop naar de landing is treffend weergegeven. De stilte voor de storm aan de Duitse zijde en de spanning en hectiek van de voorbereidingen aan de geallieerde kant. De groots opgezette aanvalsscènes op de stranden kunnen die spanning niet vasthouden. Het feit dat de film zelf een historische klassieker is, maakt veel goed. Ik kijk hem nog regelmatig. En iedere keer ben ik weer terug in Normandië. 
 
 
 
De avond viel
We waren dan eindelijk in Normandië, nabij het strand waar zoveel Amerikanen hun leven hadden gelaten. In stilte dronken we een glas wijn, terwijl het buiten snel donker werd. De eerste dag ging ten einde. 
 
De volgende ochtend werden we vroeg wakker. Beneden was een kleine ontbijtzaal. We waren de enige gasten. De gastvrouw schonk een kop koffie in, terwijl ze vriendelijk glimlachte, en zette potjes jam op tafel. Een paar minuten later reed de bakker het erf op. Wij kregen een bijzonder stokbrood. Puntbroodjes die zigzaggend een lange streng vormden. 
 
Na het ontbijt liepen we over het met grind bestrooide erf naar de auto. De serene rust werd zacht verstoord door het knarsen van onze voetstappen en het openen van de autoportieren. De zon ging schuil achter een dunne laag grijs. We keken elkaar kort aan voordat de motor startte. Wat zou de dag gaan brengen?
 
 
Bayeux
Het was onze tweede dag in Normandië, zo rond half 10 in de ochtend. De lenteregen zorgde voor een frisse geur, toen wij het museum in Bayeux binnengingen. Voorbij de kassa zagen we een glazen wand, met daarachter een aantal bijzondere uniformen. Toen we er naartoe liepen bleek de galerij om de hoek verder te gaan. En verderop nog meer. En dat was nog maar het begin. 
 
Bayeux was op dat moment een van de grootste musea van Europa. De gigantische collectie omvatte een grote hoeveelheid uniformen, vrijwel allemaal bijzonder in hun soort, wapens, uitrustingsstukken, voertuigen en zelfs een neergestort vliegtuig. We waren volledig onder de indruk en konden geen zinnig woord meer uitbrengen. 
 
 
 
In de middag stond Arromanches op het programma, waar de betonnen Mulberries nog steeds verspreid voor de kust liggen. Daarna Batterie du Lonques, met zijn geschutsbunkers en waarnemingspost, en tot slot Port en Bessin. Stuk voor stuk historische locaties. Op de terugweg naar ons verblijf in Formigny bezochten we de Amerikaanse begraafplaats in Colleville. Duizenden witte kruisen in het gelid, een kunstwerk van menselijk leed. 
 
 
 
Museum Surrain
Tegenover de begraafplaats stond een aanduiding naar een museum in het dorp Surrain. We kenden dit museum niet en besloten het erop te wagen. Het was nog te vroeg voor het avondeten en het dorp lag maar een paar kilometer verderop.
 
We reden door een holle weg. Links en rechts dicht struikgewas met frisse lentebladeren, bomen begroeid met klimop, ruige kruinen met overhangende takken. Door de frisse voorjaarsregen was alles overweldigend groen. Asgrijze wolken dreven traag in flarden voorbij, onder donkere onweersluchten. Een zachte nevel steeg op van de natte aarde. De wereld was klein. 
 
Dit was het landschap waarin verbitterd strijd was geleverd. Dit was de Boccage, waarin de Duitsers zich verscholen hielden en de Amerikanen in hinderlagen opwachtten. Het landschap in al zijn beslotenheid en geborgenheid. Hier reden wij, ruim 50 jaar na dato, op weg naar Surrain. 
 
 
 
Even voorbij het dorp, niet meer dan een paar huizen, stond een met klimop overgroeid gebouw. Aan de achterzijde was een overkapte ingang. Het voorterrein was bezaaid met kisten en materialen. Tegen het hek stond een rij tankwielen. Het bleek dat het museum werd opgeheven, alles ging in de verkoop. We wisten niet wat ons overkwam. We hadden ons voorgenomen dat we deze reis niet aan onze verzameldrang zouden toegeven, maar dit was een buitenkans. De twijfel sloeg toe.
 
Binnen stonden tafels volgestouwd met uitrustingsstukken en schoeisel, er stonden kledingrekken met uniformen, stapels kisten en kasten met klein materiaal. Een vriendelijke oude man wachtte rustig bij de ingang, terwijl wij verward door de hal dwaalden. We kochten een paar spullen en liepen verdwaasd terug naar de auto. Bij het weggaan gaf hij mij trots twee postkaarten met afbeeldingen van het museum in volle glorie.
 
Die avond praatten we tijdens het avondeten over de vraag of we de komende dagen zouden teruggaan. We wilden niet toegeven, maar het vlees was zwak bij deze buitenkans. En zo stonden wij de volgende dag weer in Surrain. De regen viel met bakken uit de hemel. We holden naar binnen. Toen we na een uur wegreden was de achterbak gevuld met militaria. De hoedenplank zat klem tegen het dak van de auto. 
 
 
 
St. Marie du Mont
Maar eerst zouden we op onze derde dag een aantal andere plaatsen bezoeken. We vertrokken die dag op tijd naar het schiereiland Cotentin. We waren goed uitgerust en klaar voor ons dagprogramma. 
 
De ochtendzon prikte door de wolken. We zagen voor het eerst de blauwe lucht. Het eerste reisdoel was St. Marie de Mont, een klein dorp rondom een indrukwekkend grote kerk. Aan het kerkplein lag een dumpzaak. Het bezoek aan Surrain had ons gevoel doen omslaan. 
We twijfelden geen moment en gingen naar binnen. Een klein winkeltje tot aan het plafond gevuld met legeruitrustingen en zo hier en daar een stukje geschiedenis. We kochten een paar mooie items en vervolgden onze weg. 
 
 
 
Utah Beach
Een lange rechte weg leidde van St. Marie du Mont naar de kust. Aan het einde van de weg lag een parkeerterrein. Aan het strand lag het Utah museum, links een café met souvenirshop.
Het strand was verlaten. We arriveerden na een korte maar hevige stortbui, die de vroege wandelaars had verdreven. De bleke zon glinsterde in de zee. Het beeld riep een diepe rust op. De aanval op dit strand had minder slachtoffers geëist, maar toch was ook hier geschiedenis geschreven. 
 
We liepen langs de duinenrand in noordelijke richting. Een kilometer verderop zagen we een aantal bunkers. Terwijl we er rondkeken kleurde de lucht boven het land staalblauw. Het werd binnen een paar minuten donker. We haastten ons terug naar de auto, net op tijd voor de volgende stortbui.
 
Een stuk landinwaarts troffen we een groot bunkercomplex aan. Dit was de Batterie Crisbeque. Links langs de weg lag een commandobunker, rechts twee geschutsbunkers. De eerste bunker was opgeblazen. Het dak was door de explosie naar achteren weggezakt. De kolos was overwoekerd met klimop. De tweede bunker stond een stuk verderop in een fris-groen grasveld. Hij was vrijwel ongeschonden en zag er bijna vredig uit. 
 
 
 
St, Mere Eglise
Na de middag brak de zon goed door. De hemel kleurde blauw met een paar witte stapelwolken. We stopten bij de ingang van misschien wel het bekendste dorp in deze sector, St. Mere Mère Eglise. Aan de wegrand stond het bord met de plaatsnaam. Een stuk verderop stak de kerktoren boven de daken uit. De toren die geschiedenis had gemaakt. De Amerikaanse parachutist John Steele had hier een paar uur gehangen, terwijl zijn kameraden onder hem op het kerkplein in een man-tegen-man gevecht verwikkeld waren.  
 
Het onverharde kerkplein was leeg. De aarde was nat en modderig, er lagen een paar waterplassen. Aan de toren wapperde een parachute met een pop in Amerikaans tenue. Op de plaats van het huis, dat in die bijzondere nacht in brand stond, was een lege plek. De waterpomp, van waar het pand werd geblust, stond verlaten aan de rand van het plein. 
 
Aan het plein lag een klein steegje. Achter in dit steegje lag een museum. Het was niet meer dan een kamertje van een paar vierkante meter, gevuld met een paar Amerikaanse figuren en uitrustingsstukken. Vanachter een touw kon de collectie worden bekeken. De grote voorruimte was ingericht als dumpzaak. Uiteraard bleef weer het een en ander aan de vingers plakken, sterk gebruikte voorwerpen afkomstig uit de omgeving. 
 
Het dorp was niet ingericht op toeristen, iets wat de jaren nadien sterk zou veranderen. Het modderige kerkplein, een aantal vervallen panden en de slechte bestrating, dit alles gaf het dorp een authentieke uitstraling. Onze aanwinsten pasten in dit beeld. 
 
 
 
La Cambe
Terwijl de lucht weer betrok reden we naar de volgende bestemming, de Duitse begraafplaats La Cambe. Onderweg werden we door een stevige stortbui overvallen. De begraafplaats was verlaten. Somberheid voerde de boventoon. Bruin stenen kruisen stonden in groepjes in het natte gras. Daartussen lagen tegels met de namen en rangen van de gevallen militairen. Veel tegels vermeldden SS-rangen.   
 
In het midden van het veld was een heuvel met een groot kruis. Het terrein was gehuld in een zachte nevel. De mannen in hun stoere uniformen en camouflagepakken, gefilmd in sprekende zwart-wit beelden, hier lagen ze onder onze voeten.  Het begon zacht te regenen.
 
Tijd om naar de laatste bestemming van de dag te gaan, terug naar Surrain.
 
Die avond zaten we zwijgend aan tafel. We hadden alweer een bijzondere dag beleefd. We hadden bovendien een auto vol met aanwinsten. Nog een telefoontje naar huis en een glas rode wijn, terwijl het duister neerdaalde over het Normandische landschap. We waren moe, tevreden en voldaan. 
 
 
 
De Britse stranden
Een stralende ochtend luidde onze laatste dag in. We ontbijtten op ons gemak, aten met smaak het kronkelbrood en dronken nog een kop koffie. Daarna pakten we de reistassen in en namen we afscheid. We beloofden Odille dat we terug zouden komen, een belofde die we een paar later zouden inlossen.
 
Langzaam reden we het erf af, denkend aan de dag dat we hier arriveerden, nog maar drie dagen geleden. We hadden in die paar dagen veel gezien en veel indrukken opgedaan.We sloegen linksaf, in de richting van de Britse stranden. Na een korte stop bij de open bunker in Asnelles vervolgden wij onze weg naar Quistreham. 
 
We brachten een bezoek aan het museum in het centrum en daarna aan de imposante bunker. Een betonnen toren, enkele verdiepingen hoog, op de bovenste verdieping een platform met een afstandmeter. Alle ruimtes waren authentiek ingericht. Bij de kassa kochten we nog enkele Amerikaanse verbandpakjes. 
 
Als laatste bezochten we de Pegasusbridge. De zon scheen uitbundig. De golven op het water van het kanaal schitterden in het warme licht. Nog een kopje koffie in het kleine cafeetje en dan zou ons avontuur erop zitten. We wisten dat we hier terug zouden komen, maar we wisten ook dat het nooit meer zo bijzonder zou worden als deze eerste keer. 
 
De terugreis verliep vlot, vooral de eerste grote sprongen van Caen naar Rouen, Amiens en Mons. Telkens zo'n 100 kilometer. Vanaf de Belgische grens voelde het als thuis, maar we hadden nog een lange weg te gaan.
 
Die avond stopten we rond een uur of negen bij mij voor de deur. Alle spullen werden uitgeladen. De halve woonkamer stond vol met kisten, granaatkokers en klein materiaal. Nadat we ook bij Eric hadden uitgeladen, brachten we de leenauto terug naar de garage. In de maanden na onze reis zag ik hem nog regelmatig staan, de kleine blauw-paarse Renault Twingo die onlosmakelijk verbonden bleef met een onvergetelijke tocht. 
 
 
Normandië nu
Ik kom nog regelmatig in Normandië. Met vrienden of met mijn vriendin. We bezoeken bekende locaties, maar ontdekken ook nieuwe plekken. Aanvankelijk logeerden we bij Odille, later dichter bij het strand, op nog geen 100 meter van de obelisk aan de Omaha Beach. Het levert telkens weer mooie herinneringen op. 
 
Tijdens een van de reizen genoten we op de heenweg van een ontbijt, op een zonnig terras voor een café in St. Marie Fontaine. De croissants moesten we even verderop bij de bakkerij halen. Franse gemoedelijkheid.
Een dag zwerven door Normandie sluiten we meestal af met een glas wijn op het strand. We verwerken de indrukken en komen helemaal tot rust. 
 
Natuurlijk neem ik ook tastbare herinneringen mee naar huis. Helmen, kisten en kleinoden. Herinneringen aan juni 1944, maar ook aan een paar bijzondere dagen in een mystieke omgeving. De ruige houtwallen en bosschages, het onoverzichtelijke landschap van de boccage, de geheimzinnige weggetjes, de eeuwenoude boerderijen en kerken, opgetrokken in grijs-bruin natuursteen, en in het voorjaar de vaak dreigend donkere luchten boven het frisse lentegroen.  
 
 
 
In de loop van de tijd is Normandië toeristischer geworden. Overal staan bordjes, die naar de belangrijkste sites verwijzen. Het museum in Bayeux is sterk gedegradeerd. Door een slechte verstandhouding hebben een paar verzamelaars zich teruggetrokken, waardoor de bijzondere stukken zijn verdwenen. Tegelijkertijd zijn er nieuwe musea bijgekomen en zijn overwoekerde bunkers uitgegraven en ingericht. 
 
Gelukkig is er ook veel onveranderd gebleven. Het gevoel dat wij die eerste reis hebben ervaren, is nog duidelijk aanwezig. De slag in juni 1944 ligt ver achter ons, maar heeft zijn sporen voor altijd nagelaten. Vooral op donkere regenachtige dagen is de geest van toen duidelijk voelbaar.